|
Deze site is 1024x768 pixels
|
De rasstandaard van de ´Bouvier des Flandres´
Algemene voorkomen:
Subkortlijnig.
Het lichaam kort en gedrongen, de ledematen sterk en goed
gespierd. De Vlaamse Koehond maakt een indruk van kracht, maar zonder plompheid.
De Vlaamse Koehond zal in stand in zijn natuurlijke houding gekeurd worden,
zonder fysiek contact met de voorbrenger.
vormt het einde van de snuit in een licht convex uitlopende belijning.. De neus moet goed ontwikkeld zijn, de randen afgerond, de kleur altijd zwart. De neusgaten zijn goed geopend.
Breed, krachtig, benig, het bovenprofiel rechtlijnig, naar de neus toe versmallend, maar nooit puntig. De lengte moet korter zijn dan die van de schedel, in een verhouding van twee tot drie. De omtrek, juist onder de ogen gemeten, is ongeveer gelijk aan de hoofdlengte.
goed aangesloten en sterk gepigmenteerd.
de kaken moeten krachtig zijn en even lang. De tanden zijn sterk, gezond, wit en regelmatig ingeplant. Schaargebit of tanggebit. Het gebit moet volledig zijn.
vlak en droog, de
jukbeenuitsteeksels weinig uitkomend.
Frank en energiek van uitdrukking,
noch uitpuilend, noch in de oogkassen verzonken. De vorm is licht ovaal en
horizontaalgericht. De kleur moet zo donker mogelijk zijn ten opzichte van de
vachtkleur. Lichte ogen en ook verwilderde blik moeten streng bestraft worden.
De oogleden zijn zwart, zonder sporen van pigmentverlies. De bindvliezen mogen
nooit zichtbaar zijn.
goed recht
opstaand gedragen, hoog aangezet en zeer beweeglijk; een snit in verhouding tot
de omvang van het hoofd wordt aanbevolen.
Halflang, in de vorm van
een gelijkzijdige driehoek, licht afgerond aan de punten, vlak tegen de wangen
vallend, behalve de lichte verheffing boven de ooraanzet; niet geplooid of
gedraaid; in verhouding tot de grootte van het hoofd: met glad haar bedekt.
moet goed uitkomen en voldoende
opgericht zijn , Sterk , gespierd, naar de schouders toe geleidelijk verbredend,
de lengte iets minder dan de hoofdlengte. Forse en licht gewelfde nek . Geen
keelhuid.
Krachtig, gedrongen en kort.
Bovenbelijning : bovenlijn van rug en lendenen horizontaal, strak en stevig.
Licht uitkomend
kort, breed, gespierd; moet buigzaam
zijn, zonder schijn van zwakte.
moet zoveel mogelijk de horizontale
ruglijn voortzetten en onmerkbaar overgaan in de ronding van de dijen. Breed
zonder overdrijving bij de reu, meer ontwikkelt bij de teef. Een afvallend of
afgeslagen kruis is een zware fout.
breed en goed diep tot aan de
ellebogen; mag niet cilindrisch zijn . De eerste ribben zijn licht gewelfd de
andere gerond en sterk naar achteren hellend, waardoor de gewenste borstlengte
wordt verkregen. Vlakke ribben worden zwaar bestraft. De afstand tussen het
voorste gedeelte van het borstbeen ( handvat) en de laatste en de laatste rib
moet groot zijn, ongeveer 7/10 van de schofthoogte.
stijgt vanaf de onderborst
zeer licht naar de buik toe, die weinig opgetrokken is. De flanken moeten kort
zijn, vooral bij de reu.
de relatief hoog aangezette staart
bevindt zich in het verlengde van de ruggengraat. Sommige honden worden
staartloos geboren en mogen hierom niet bestraft worden. De staart moet
gecoupeerd worden binnen de week na de geboorte, waarbij twee of drie
staartwervels behouden blijven. Een natuurlijke of gave staart is toegelaten in
landen waar caudectomie (couperen) verboden is . In Nederland is het ook
verboden sinds 1 september 2001.
betrekkelijk lang, gespierd,
niet overladen en matig schuin. Het opperarmbeen en het schouderblad zijn
ongeveer even lang.
matig schuin.
goed tegen het lichaam en
parallel; uitdraaiende of aangedrukte ellebogen, zowel in natuurlijke stand als
in actie, zijn fouten
moeten zowel van opzij als van
voren gezien volkomen recht zijn, evenwijdig met elkaar en loodrecht op de
grond. Ze zijn goed gespierd en sterk van bot.
volkomen in het verlengde van de
onderarmen. Enkel het haakbeentje achteraan de pols (carpus) steekt uit. Sterk
bot
sterk van bot, tamelijk
kort, zeer weinig naar voren hellend.
kort, rond en compact, noch
naar binnen, noch naar buiten gericht. De tenen moeten goed gesloten zijn en
gewelfd, de nagels sterk en zwart. De voetzolen zijn dik en hard,
breed, goed gespierd, in evenwijdige
richting met het mediaanvlak van het lichaam. Het dijbeen noch te recht, noch te
schuin. Het achterdeel goed laag, gevleesd en stevig.
bevind zich duidelijk op een
denkbeeldige lijn vanuit het hoogste punt van de heupen( darmbeenkam)loodrecht
op de grond.
matig lang, goed gespierd,
niet te recht, noch te hellend.
eerder laag bij de grond, breed,
goed strak. In stand, van achteren gezien, recht en volkomen evenwijdig. In
actie mogen ze noch naar binnen, noch naar buiten afwijken van de as van de
ledematen.
robuust en droog,
eerder cilindrisch, loodrecht op de grond in natuurlijke stand. Zonder
wolfsklauwen Achtervoeten : rond, stevig, de tenen goed gesloten en gewelfd, met
sterke en zwarte nagels. De voetzolen dik en hard.
De Vlaamse koehond moet in zijn
geheel harmonisch geproportioneerd zij, teneinde een vrij, ongedwongen en fier
gangwerk mogelijk te maken. De stap en de draf zijn de gewone gangen, alhoewel
er eveneens telgangers te zien zijn. Bij de gewone draf stapt de Vlaamse koehond
in ( de afdrukken van de achtervoeten komen precies in die van de voorvoeten van
dezelfde zijde)
vast aansluitend, zonder overdreven
losheid. De randen van de lippen en de oogleden altijd zeer donker.
Vachtsoort : zeer overvloedige
vacht. Het dekhaar vormt met het lichte onderhaar een beschuttende bekleding die
perfect is aangepast aan de aan de plotse klimaatwisselingen van de streek van
herkomst van het ras. Het haar moet ruw aanvoelen. Droog en mat zijn, niet te
lang of te kort (ongeveer 6 cm), licht warrelig, maar nooit wollig of gekruld.
Het haar is korter op het hoofd en nagenoeg glad aan de buitenkant van de oren,
waarvan de binnenzijde van de schelpen door matig lang haar is beschermd. De
bovenlip moet een snor hebben en de kin bedekt zijn met een goed gevulde baard,
wat aan het ras de zo kenmerkende stuurse uitdrukking verleent, De wenkbrauwen
bestaan uit rechtopstaande haren, die de vorm van de wenkbrauwen accentueren,
maar nooit de ogen verbergen. Bovenop de rug is het haar bijzonder hard en
krassend. Het wordt iets korter op de ledematen maar blijft wel ruig. Vlak
aanliggende haar moet vermeden worden, daar dit wijst op een gebrek aan
onderhaar. Het onderhaar is onderwol, die bestaat uit fijne en dichte haren die
onder het dekhaar groeien en samen met het dekhaar een ondoordringbare bekleding
vormen.
De vacht van de Vlaamse koehond
is over het algemeen grijs, gestroomd of zwartgevlamd (charbonne). Een volledig
zwarte vacht is ook toegelaten, maar mag niet de voorkeur krijgen. De licht
gekleurde, zogenoemde uitgewassen vachten, zijn niet toegelaten. Een witte ster
op de voorborst wordt getolereerd.
Schofthoogte: reuen
62-68 cm, teven 59-65 cm. Tolerantie : 1 cm naar beneden of boven. Voor beide
geslachten is de ideale schofthoogte het gemiddelde van deze twee grensmaten,
d.w.z. 65 cm bij de reuen en 62 cm bij de teven. Gewicht :reuen 35 - 40 kg,
teven 27 -35 kg
elke afwijking van het
bovengenoemde moet als een fout beschouwd worden, die bestraft wordt naargelang
de ernst ervan
|
|